250731 Afwijzing WSNP geen voorafgaand MSNP

 


ECLI:NL:RBOBR:2025:4752


Geen WSNP voor (ex)ondernemer omdat het schuldhulpverleningstraject door de gemeente niet goed is uitgevoerd.


De rechtbank Oost-Brabant heeft op 22-07-2025 een aanvraag om te worden toegelaten tot de Wettelijke Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) afgewezen.


De rechtbank komt tot deze afwijzing om verschillende redenen. Ten eerste is het traject om te komen tot een Minnelijke Schuldenregeling Natuurlijke Personen (MSNP) niet uitgevoerd terwijl dit wel verplicht is voordat er een verzoek tot toelating tot de WSNP kan worden aangevraagd. 


  • Een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling moet volgens artikel 285 lid 1, sub f  van de faillissementswet vergezeld gaan van een met redenen omklede verklaring waarin is vermeld dat er geen reële mogelijkheid is om tot een MSNP te komen


De gemeentelijke schuldhulpverlening heeft in een schriftelijke verklaring aan de rechtbank laten weten waarom volgens hen een MSNP aanbod niet kon worden gedaan.


  • Volgens de gemeente was de schuldenpositie van de ondernemer niet vast te stellen omdat hij een zakelijk pand in eigendom had dat nog getaxeerd en verkocht moest worden. Ook moest er nog een liquidatiebalans worden opgemaakt. Beide waren noodzakelijk om te kunnen vaststellen of de algemene bijstand die de ondernemer ontvangt een gift blijft van de gemeente of omgezet moet worden in een lening. De ondernemer kreeg de opdracht om het zakelijke pand te laten taxeren, liquiditeitsbalans op te stellen en het zakelijke pand te verkopen. 


De ondernemer heeft begin 2024 dusdanige financiële problemen dat hij hulp zoekt bij de gemeente. Hij meldt zich dan bij het loket van de gemeente voor ondernemers met financiële problemen. Zoals bij veel gemeenten wordt er een standaard oplossing gezocht in de vorm van Bijzondere Bijstand Zelfstandigen (BBZ). Ook deze ondernemer krijgt hier een uitkering ter ondersteuning in de vorm van een woonkostentoeslag. Van het starten van een schuldhulpverleningstraject is dan nog geen sprake.


Het niet gelijk starten van een schuldhulpverleningstraject door de gemeente wordt in het vonnis ook genoemd als een verwijtbare nalatigheid van deze gemeente.


In augustus-24 komt het advies aan de ondernemer om het bedrijf te beëindigen en de schulden te gaan saneren via een minnelijk schuldenregelings aanbod (MSNP)

Hierop stopt de ondernemer zijn bedrijfsactiviteiten vanuit de eenmanszaak, laat de onderneming uitschrijven bij de K.v.K. en het bedrijfspand taxeren. Het verkopen van het pand laat dan nog een tijd op zich wachten.


In die tijd wordt er door de gemeente niet gestart met de voorbereiding van een aanbod in het kader van een MSNP. Wat er wel wordt gedaan in de periode augustus-24 en januari-25 blijft onduidelijk.


Wel gaat de schuldhulpverlening aan de slag als op 8 januari-25 een van de schuldeisers het faillissement van de onderneming aanvraagt. 

Dan wordt op 20 januari-25 een verzoek ingediend bij de rechtbank om de ondernemer toe te laten tot de WSNP. 2 dagen later laat de griffie van de rechtbank aan de schuldhulpverlener weten dat de aanvraag om te worden toegelaten tot de WSNP niet volledig is ingediend. De ontbrekende stukken worden op 20 maart-25 bij de rechtbank ingediend.


Daarna verzoekt de schuldhulpverlening een aantal malen om de behandeling van het WSNP verzoek uit te stellen. Uiteindelijk behandelde de rechtbank op 10 juli-25 het WSNP verzoek.


  • Op de zitting laat de gemeente weten dat het MSNP traject niet meer kon worden uitgevoerd omdat het faillissement was aangevraagd. ook zou een reden zijn dat het bedrijfspand op dat moment niet verkocht was en het onduidelijk was wat uiteindelijk de opbrengst zou zijn en of de hypotheek en de vordering van de Vereniging van Eigenaren van het pand wel volledig zou kunnen worden voldaan.


Ook op de zitting laat de ondernemer weten dat het taxatierapport al in augustus-24 was opgemaakt en dat het pand enkele maanden eerder is verkocht. De opbrengst is gebruikt om de hypotheek volledig te betalen en de vordering van de vereniging van eigenaren. Er zou geen restschuld zijn.


Naast dat een MSNP niet is uitgevoerd, constateert de rechtbank, ondanks de vele uitstelverzoeken, dat de crediteurenlijst met daarin opgenomen de openstaande vorderingen, ontstaansdatum en een onderverdeling in concurrente en preferente schuldeisers niet compleet is. Zo zijn vorderingen van het CJIB niet meegenomen terwijl deze er wel zijn. Het ontstaansmoment van de verschillende belastingvorderingen zijn niet juist weergegeven.


  • Het ontstaansmoment van schulden is van belang omdat de rechtbank moet kunnen oordelen of vorderingen die zijn ontstaan in de laatste drie jaar voor het WSNP verzoek wel ter goeder trouw zijn ontstaan. Verwijtbare vorderingen kunnen op zich al een grond zijn om een WSNP verzoek af te wijzen.


Het oordeel van de rechtbank kan dan ook niet anders zijn dan snoeihard aan het adres van de gemeentelijke schuldhulpverlening.


  • De rechtbank begrijpt dat de verzoeker zelf het verzoekschrift heeft ingediend en dat de schuldhulpverlening hem daar verder niet in heeft begeleid. Het had op de weg van de schuldhulpverlening gelegen om verzoeker tijdig en op een goede manier hulp te bieden. De schuldenlast was al ruim voor de faillissementsaanvraag duidelijk, ook zonder dat het pand al was verkocht. Het aanbieden van een MSNP was zowel voor het faillissementverzoek als daarna mogelijk geweest. De rechtbank vindt dan ook dit alles niet past bij de zorgplicht van de gemeente.


Reacties

Populaire posts van deze blog

250626 Eerdere ingangsdatum WSNP en beslag

210407 WHOA in conflict met de WCK?

240917 Consultatie over verandering in bodem(voor)recht