250801 Afwijzing voorlopige voorziening vanwege een financieel instabiele situatie
ECLI:NL:RBDHA:2025:13005
Afwijzing voorlopige voorziening ex art 287b lid 1 Fw. niet gebleken van een financieel stabiele situatie.
Een ondernemer heeft dusdanige betalingsproblemen dat hij vanaf juni-24 de huur van zijn woning niet meer kan betalen. Naast de huurschuld die dan ontstaat zijn er nog aanzienlijke zakelijke en privé schulden.
De verhuurder van de woning start begin 2025 een gerechtelijke procedure teneinde de achterstallige huur betaald te krijgen en verzoekt om ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming door de huurder van de woning. Met een vonnis op 22 mei-25 bepaalde de rechtbank dat de huurovereenkomst wordt ontbonden en dat de woning door de huurder uiterlijk op 14 juli-25 moet worden ontruimd.
Een maand na het vonnis gaat de ondernemer een schuldhulpverlening overeenkomst aan. Dan wordt er om een Minnelijke Schuldenregeling Natuurlijke Personen (MSNP) mogelijk te maken een aanvang gemaakt met de inventarisatie van alle vorderingen.
Omdat er nog geen MSNP kan worden aangeboden, wordt bij de rechtbank verzocht om een voorlopige voorziening.
Een voorlopige voorziening i.g.v. van artikel 287b Fw heeft tot doel om een adempauze te bereiken die de schuldenaar in staat moet stellen het minnelijk traject voort te zetten om met zijn schuldeisers een regeling van zijn schulden te bereiken c.q. af te ronden
Voorwaarde is wel dat er met een minnelijk schuldsaneringstraject een aanvang moet zijn gemaakt, of in ieder geval hiermee op zeer korte termijn zal worden begonnen. Dat houdt in de praktijk in dat er op het moment van aanvragen van de voorlopige voorziening er minimaal een tijdelijke regeling moet zijn getroffen met de schuldeisers die op dat moment bekend zijn en er voldoende zekerheid is dat die tijdelijke regeling kan worden nagekomen tot het moment waarop een definitieve regeling MSNP wordt aangeboden aan alle schuldeisers.
Omdat er het traject op dat moment nog niet verder is dan het inventariseren van de vorderingen en er daarmee nog geen inzicht is in de totale schuldenlast en er ook geen tijdelijke regeling is getroffen wordt er niet voldaan aan de voorwaarden om een afkoelingsperiode te krijgen.
Daarnaast is het op het moment van de aanvraag niet duidelijk of er wel sprake is van een stabiel inkomen. Nu is dat bij een onderneming lastig, maar als je kan aantonen aan de hand van opdrachtbevestigingen dat je minimaal voor een bepaalde periode de vaste lasten kan betalen kan je voldoen aan het inkomensvereiste.
Dit alles maakt dat er niet vanuit kan worden gegaan dat het minnelijk schuldsaneringstraject op korte termijn in gang kan en zal worden gezet
Hierdoor kan de rechtbank niet anders concluderen dat niet aannemelijk is geworden dat op zeer korte termijn kan worden begonnen met een minnelijk schuldsaneringstraject. Ook is niet aannemelijk gemaakt dat de lopende huurtermijnen en de andere kosten van levensonderhoud volledig en tijdig kunnen en zullen worden betaald.
Dit heeft tot gevolg dat de rechtbank het verzoek tot een voorlopige voorziening afwijst.
Reacties
Een reactie posten